Waarom is het lastig: ‘word’ of ‘wordt’?
Veel mensen twijfelen bij het schrijven van zinnen waarin het werkwoord ‘worden’ gebruikt wordt. De vraag is dan vaak: moet er een ‘t’ achter of niet? Je bent niet de enige die hierover aarzelt. Deze vorm zie je vaak terug in e-mails, verslagen en zelfs op websites, en het kan maken of breken hoe professioneel jouw tekst overkomt. Gelukkig is er een makkelijke manier om het verschil te onthouden.
De basis: wat is het werkwoord?
‘Worden’ is een hulpwerkwoord dat vaak voorkomt in de Nederlandse taal. Vooral in combinatie met passieve zinnen of als koppelwerkwoord. Denk aan zinnen als: 'Het wordt morgen mooi weer' of 'Ik word moe van deze discussie'. Het verschil tussen ‘word’ en ‘wordt’ zit ‘m in de grammaticale persoon.
Eerste persoon enkelvoud: ‘ik word’
Als je schrijft over jezelf, dus in de ik-vorm, gebruik je altijd ‘word’ zonder ‘t’. Bijvoorbeeld: ‘Ik word morgen dertig.’ Dit is de standaardregel in het Nederlands: bij de eerste persoon enkelvoud komt er geen ‘t’ achter een werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Derde persoon enkelvoud: ‘hij/zij/het wordt’
Schrijf je over iemand anders, dan komt er wel een ‘t’ achter: ‘Hij wordt moe’, ‘Zij wordt leraar’ of ‘Het wordt laat’. De derde persoon enkelvoud vereist een ‘t’ aan het einde van het werkwoord, tenzij het een vraagzin is waarbij het onderwerp achter het werkwoord staat.
Een handige tip om het verschil te onthouden
Twijfel je of er een ‘t’ achter moet? Vervang het werkwoord ‘worden’ dan tijdelijk door een ander werkwoord, zoals ‘lopen’. Zeg je: ‘Ik loop’, dan is het ‘ik word’. Zeg je: ‘Hij loopt’, dan is het ‘hij wordt’. Dit trucje werkt bijna altijd en helpt je snel aan het juiste antwoord.
Veelgemaakte fouten en hoe je ze voorkomt
Een veelvoorkomende fout is het gebruik van ‘wordt’ bij de ik-vorm. Zinnen als ‘Ik wordt boos’ zijn grammaticaal onjuist, maar toch veel gezien. Deze fout ontstaat mogelijk doordat men de klank van ‘d’ en ‘t’ lastig uit elkaar kan houden. Spreken en schrijven zijn hier dus niet altijd gelijk aan elkaar. Train jezelf om bij het schrijven bewust te checken of je over ‘ik’ of ‘hij/zij/het’ schrijft.
Oefening baart kunst
Zoals met veel dingen in taal, geldt ook hier: hoe vaker je het goed doet, hoe makkelijker het wordt. Besteed de komende tijd extra aandacht aan deze werkwoordsvorm wanneer je iets schrijft. Herken je patroon, controleer jezelf en gebruik het ‘lopen’-trucje als geheugensteun. Na een tijdje zul je merken dat je automatisch de juiste keuze maakt.